1. Classificeren (verbaal)
Eén woord hoort er niet bij.
- kanarie
- merel
- struisvogel
- kameel
2. Fouten in zinnen (verbaal)
In één van vier delen van een zin staat een fout.
(1) Bij mijn buurman / (2) slaan wel eens de stekkers door / (3) als we de bal / (4) tegen zijn auto schoppen.
3. Coderen (numeriek)
Elke letter krijgt een getal. Bijvoorbeeld A=4, B=3, C=2, D=1, E=0.
Combinaties van letters moet je zo lezen: AB=43, DE=10
Je kunt ook rekenen met letters.
Y x T = ?
Code: Q=0, R=1, S=2, T=3, U=4, V=5, W=6, X=7, Y=8, Z=9
Wat moet er op de plaats van het vraagteken?
- SU
- RS
- TY
- YT
4. Redactiesommen (numeriek)
Verbaal gestelde rekenproblemen oplossen
De prijzen in een café zijn driemaal zo duur geworden. Vroeger kostte een colaatje EUR 0,70. Hoeveel kost een cola nu?
- EUR 1,80
- EUR 2,10
- EUR 2,20
- EUR 2,21
5. Complexe figuren (figuraal)
Welk figuur is niet gelijk aan de andere drie?
6. Puzzels (figuraal)
Welk stukje blijft over na samenvoegen van de andere stukjes tot één figuur?
Antwoorden oefenopgaven:
1. Classificeren
Kameel hoort er niet bij, want het is geen vogel.
2. Fouten in zinnen
In deel 2 van de zin zit een fout. De uitdrukking is "de stoppen slaan door", niet "de stekkers slaan door".
3. Coderen
8 (Y) x 3 (T) = 24. Het juiste antwoord is dus SU
4. Redactiesommen
EUR 2,10 is de juiste oplossing.
5. Complexe figuren
Plaatje c wijkt af en is dus het juiste antwoord.
6. Puzzels
Stukjes A, B en C vormen samen de grote figuur. D is daarom het juiste antwoord.